De Staatssecretaris van Financiën had in het besluit over de fondsvrijstelling uit 2019 expliciet het standpunt ingenomen dat de vrijstelling niet gold voor het beheer van producten die onder het toezichtregime voor individueel vermogensbeheer vallen. Door een uitspraak van de Hoge Raad uit december 2020 (zie in dit kader ons eerdere nieuwsbericht) was dit standpunt achterhaald en moest het besluit worden geactualiseerd. Dat is nu gebeurd – onder het geactualiseerde besluit kunnen dit type producten ook delen in de fondsvrijstelling, mits het product voldoende vergelijkbaar is met een icbe. Daarnaast zijn er nog een aantal andere wijzigingen:
- Banken die beschikken over een bankvergunning van DNB en onder deze vergunning beleggingsdiensten mogen verlenen, komen nu ook in aanmerking voor de fondsvrijstelling (voor zover zij fondsen beheren die voldoende vergelijkbaar zijn met een icbe).
- Buiten de EU gevestigde vermogensbeheerders die zijn vrijgesteld van de verplichting om een AFM-vergunning aan te vragen, kunnen nu onder omstandigheden ook voor de fondsvrijstelling in aanmerking komen.
De actualisering van het besluit werkt terug tot 4 december 2020, de datum van de uitspraak van de Hoge Raad.
Gevolgen voor de praktijk
De uitspraak van de Hoge Raad opende voor vermogensbeheerders de mogelijkheid om een breder palet aan financiële dienstverlening onder de fondsvrijstelling te scharen. Omdat het beleidsbesluit ‘achterliep’ op de uitspraak van de Hoge Raad konden in de praktijk discussies ontstaan met de Belastingdienst. Het ging daarbij zowel over de reikwijdte van de fondsvrijstelling als het moment waarop deze geacht moest worden in te gaan. Het geactualiseerde besluit biedt meer duidelijkheid en houvast aan dienstverleners en is daarom een welkome ontwikkeling voor de praktijk.