Maatregelen relevant voor familiebedrijven

In het consultatievoorstel worden vijf maatregelen tot aanpassing van de BOR voorgesteld. De maatregelen zijn relevant voor familiebedrijven. Hierbij kan worden gedacht aan ondernemers met een aanmerkelijk belang in box 2 (AB) die hun AB willen schenken of nalaten. Hierna lichten wij de voorgestelde maatregelen nader toe.

1. Toegang BOR wordt beperkt tot gewone aandelen met een belang van ≥ 5% van het geplaatste kapitaal

De toegang tot de BOR wordt vanaf 2026 beperkt tot gewone aandelen met een minimaal belang van 5% van het totale geplaatste kapitaal. Doel van deze maatregel is om de toegang tot de BOR toe te snijden op reële bedrijfsopvolgingen zonder dat de continuïteit van ondernemingen in gevaar komt. Bij een AB dat kleiner is dan 5% van het totale geplaatste kapitaal (zoals een AB van een bepaalde soort aandelen), is de gedachte dat de continuïteit van ondernemingen niet in gevaar komt wanneer als gevolg van een bedrijfsopvolging belasting wordt geheven. Daarnaast beoogt deze maatregel eraan bij te dragen dat het gekunsteld toepassen van de BOR vanwege fiscale overwegingen zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Dit betekent dat vanaf 2026 de BOR niet meer beschikbaar is voor bepaalde soortaandelen, winstbewijzen, opties, belangen in coöperaties en tracking stocks (zie hierna). Ook het meesleep-AB en het fictief-AB komen niet meer voor de BOR in aanmerking. Belastingplichtigen zullen daarom tijdig moeten controleren of hun belang nog in aanmerking komt voor de BOR indien zij daarvan gebruik willen maken.

Preferente aandelen
Preferente aandelen kwalificeren onder de huidige wetgeving niet voor de BOR, tenzij deze zijn uitgegeven ‘in het kader van een gefaseerde bedrijfopvolging’. Uit een recente CPB-evaluatie komt naar voren dat het begrip preferente aandelen niet duidelijk is afgebakend. Dit leidt in de praktijk tot discussie en rechtsonzekerheid. Daarom wordt voorgesteld om preferente aandelen in de wet te definiëren als aandelen met voorrang ten aanzien van de winstverdeling of liquidatieopbrengsten. Volgens het kabinet wordt met deze definitie op hoofdlijnen aangesloten bij de huidige uitvoeringspraktijk van de Belastingdienst.

Doordat alleen wordt gekeken naar de vraag of een aandeel voorrang heeft in de winstverdeling of liquidatieopbrengsten zal relatief vaak sprake zijn van preferente aandelen. Deze preferente aandelen kwalificeren mogelijk niet voor de BOR omdat zij niet zijn uitgegeven ‘in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvolging’. De vraag is of deze maatregel een juiste invulling geeft aan de gedachte dat uitsluitend risicodragende aandelen kunnen kwalificeren voor de BOR.

Tracking stock
Ook (indirecte) tracking stocks worden uitgesloten van de BOR. Tracking stocks worden in het consultatiedocument gedefinieerd als aandelen die niet volledig meedelen in de winstgerechtigdheid en liquidatieopbrengst en die een bijzondere gerechtigdheid kennen met betrekking tot een of meerdere bezittingen of activiteiten van de betreffende vennootschap. In het consultatievoorstel wordt opgemerkt dat als bepaalde aandelen in een vennootschap tracking stocks zijn, de andere aandelen in de vennootschap per definitie ook tracking stocks zijn. Daardoor is de BOR op geen van de aandelen van toepassing. Dit gaat erg ver en zit – niet fiscaal gemotiveerde – familiestructuren ernstig in de weg. Er wordt op een later moment overgangsrecht gepubliceerd voor bestaande structuren met tracking stocks.

2. Versoepelingen van de bezits- en voortzettingseis

Voorgesteld wordt de bezits- en voortzettingseis van de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting vanaf 2026 te versoepelen. De versoepelingen hebben betrekking op de bezitseis voor de erflater of schenker en het voortzettingsvereiste voor de verkrijger. De bezitseis en voortzettingseis houden kortweg in dat de aandelen (en onderneming) gedurende een bepaalde termijn vóór en na overdracht moeten worden aangehouden om voor de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting in aanmerking te komen. Bij een schenking is de relevante periode voor de bezitseis vijf jaar; bij overlijden geldt een termijn van een jaar. De relevante periode voor de voortzettingseis is in alle gevallen vijf jaar. Beide eisen worden door ondernemers als belemmerend ervaren en de voorwaarden werken soms anders uit dan verwacht, waardoor geen recht (meer) bestaat op de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting.

De versoepelingen van de bezits- en voortzettingseis in de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting houdt twee maatregelen in. Hierdoor kunnen ondernemers de onderneming gedurende de bezits- en de voortzettingstermijn makkelijker herstructureren zonder dat dat gevolgen heeft voor de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting. Voorwaarde is wel dat de gerechtigdheid/het belang van de aandeelhouder tot de onderneming materieel niet wijzigt. Daarnaast wordt de voortzettingstermijn (al vanaf 2025) verkort van vijf naar drie jaar. Met deze versoepelingen wordt een deel van de in de praktijk ervaren knelpunten opgelost; hetgeen meer ruimte biedt voor de dynamiek van een onderneming.

N.B.: Het kabinet heeft ook aangekondigd de bezitseis voor zogenoemde ’tweetrapsschenkingen’ en ‘overlijden binnen 180 dagen na schenking’ te willen versoepelen.

3. Aanpak specifieke constructies in de BOR via rollatorinvesteringen

Het consultatievoorstel bevat ook twee maatregelen om onbedoeld gebruik van de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting tegen te gaan. Een van deze maatregelen heeft betrekking op situaties waarin op (zeer) hoge leeftijd een onderneming wordt gestart (ook wel aangeduid met de term ‘rollatorinvesteringen’). Het kabinet stelt voor om rollatorinvesteringen te bemoeilijken door de bezitstermijn per 2026 te verlengen voor schenkers en erflaters die later dan twee jaar na de AOW-leeftijd een onderneming zijn gestart. Deze verlenging neemt stapsgewijs toe naarmate de leeftijd toeneemt. Er geldt geen maximum verlenging.

Deze maatregel is voor een beperkte groep belastingplichtigen relevant. Dat de duur van de bezitstermijn niet vaststaat, maar meegroeit met de leeftijd kan als ingewikkeld worden ervaren en roept de vraag op of sprake is van leeftijdsdiscriminatie.

4. Aanpak specifieke dubbel-BOR-structuur

De tweede maatregel die wordt voorgesteld tegen onbedoeld gebruik van de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting ziet op ‘dubbel-BOR-structuren’, waarbij belastingplichtigen de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting meerdere keren toepassen over hetzelfde ondernemingsvermogen. Als gevolg van deze maatregel kan de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting niet meer worden toegepast voor zover de onderneming eerder in bezit is geweest van de verkrijger tot het bedrag van de eerdere verkoopprijs. Ook deze maatregel is voor een beperkte groep belastingplichtigen relevant en gaat in per 2026.

5. Salderen schuld bij TBS-pand

Tot slot bevat het consultatievoorstel een maatregel waardoor een omissie in de BOR wordt gecorrigeerd. Het betreft de situatie waarin een aan de eigen vennootschap ter beschikking gestelde onroerende zaak door de schenker/erflater tegelijkertijd met aandelen wordt overgedragen. In dat geval kan de BOR ook op het pand van toepassing zijn. Voor het bepalen van de hoogte van de BOR-vrijstelling wordt als gevolg van een omissie echter geen rekening gehouden met de (hypotheek)schuld. Dit terwijl de (hypotheek)schuld normaal gesproken gelijktijdig met het pand wordt overgedragen. Voorgesteld wordt deze omissie te corrigeren.

Timing en vervolg

Belangstellenden kunnen tot 19 mei 2024 op het consultatievoorstel reageren. Naar verwachting volgt een definitief wetsvoorstel bij de presentatie van het Belastingplan 2025 op Prinsjesdag 2024 met als beoogde inwerkingtredingsdatum 1 januari 2026. De verkorting van de voortzettingstermijn van vijf jaar naar drie jaar treedt naar verwachting al eerder in werking, namelijk per 1 januari 2025.

Belang voor de praktijk

Als bovenstaande voorstellen worden aangenomen, dan worden in potentie ook reële bedrijfsopvolgingen geraakt door het consultatievoorstel, met als gevolg dat de continuïteit van familiebedrijven in het gedrang komt.

Mocht u overwegen om uw familiebedrijf in de toekomst over te dragen, dan adviseren wij om niet langer te wachten met het inwinnen van (nader) advies. Een zorgvuldig voorbereide bedrijfsopvolging kan immers bijdragen aan de continuïteit van uw familiebedrijf.

Contact

Heeft u na het lezen van dit nieuwsbericht behoefte aan een nadere toelichting op een of meer onderwerpen? Of heeft u interesse in een vrijblijvend kennismakingsgesprek? Neem dan contact op met uw Loyens & Loeff-adviseur of met een van onze adviseurs van het team Family Owned Business & Private Wealth. Wij helpen u graag verder.