Momenteel betalen afnemers op hogere spanningsniveau’s (≥25 kV) een dubbel capaciteitstarief: de kWgecontracteerd voor het gebruiksrecht en de kWmax(gewogen) voor de hoogste piek per maand. De gedachte daarvan is dat het elektriciteitsnet dient te worden gedimensioneerd op basis van de hoogste piekbelasting, waardoor de hoogste piek (per maand) van een individuele afnemer ook reflectief is voor de mate waarin deze gebruiker bijdraagt aan de netkosten. Om te besparen op transportkosten, dient een afnemer dus lagere pieken te registreren. Hoewel dat technisch mogelijk is door bijvoorbeeld de inzet van batterijen, flexibele generatoren, of verplaatsing van bedrijfsprocessen in tijd, is dat vaak te duur in het licht van de beperkte kostenbesparingen. Een van de oorzaken van dat probleem, is dat flexibeler en/of minder intensief netgebruik vaak niet leidt tot transportkostenbesparingen.

In theorie zou een afnemer tot grofweg 80%1 op zijn transportkosten kunnen besparen, door simpelweg geen elektriciteit van het publieke net meer af te nemen. Hierdoor wordt geen kWmax(gewogen) geregistreerd en dus nog enkel de kWgecontracteerd in rekening wordt gebracht, met 50% korting vanwege het 600-uurstarief. De grootverbruiker zou het gecontracteerde transportvermogen (de kWgecontracteerd) dan aanhouden als zekerheid en back-up voor geval van uitval of onderhoud van de eigen productie en/of opslaginstallaties achter de meter. Eigen installaties dienen echter zo nu en dan ook gepland of ongepland in onderhoud te worden genomen. In dergelijke gevallen wordt alsnog met een hoog vermogen elektriciteit van het publieke net afgenomen, met hoge kWmax(gewogen) pieken als gevolg. De beoogde transportkostenbesparingen kunnen zodoende met één kWmax(gewogen) piek per maand al volledig teniet worden gedaan.

1Het tarief voor één kilowatt gecontracteerd transportvermogen (kWgecontracteerd) is goedkoper dan één kilowatt geregistreerde kWmax(gewogen), waardoor de besparing meer dan 50% is. Na een kostenvermindering van 60% door geen kWmax(gewogen) te registeren, zou van de resterende kWgecontracteerd kosten nog 50% korting worden verkregen vanwege het 600-uurstarief.  

Het 600-uurstarief is een interessante optie om te kunnen besparen, nu afnemers daarmee 50% korting op hun kWgecontracteerd tarief krijgen en hun kWmax(gewogen) wordt gemeten en afgerekend op weekbasis. Helaas is het 600-uurstarief op veel business cases niet van toepassing en bovendien risicovol. Aanspraak op dit tarief vereist dat het totale jaarverbruik (volume) gedeeld door de hoogste kWmax piek onder de 600 blijft. Op het 600-uurstarief kan dus enkel aanspraak worden gemaakt indien een afnemer weinig elektriciteit afneemt ten opzichte van zijn maximale (piek)vermogensvraag. Een afnemer zal dus nagenoeg zijn gehele elektriciteitsvraag moeten dekken met productie achter de meter, en een investering in productie die de elektriciteitsvraag slechts gedeeltelijk dekt zal doorgaans niet genoeg zal om aanspraak te kunnen maken op het 600-uurstarief. Bovendien is het 600-uurstarief risicovol, omdat bij een niet beoogde, minieme overschrijding daarvan de volledige beoogde transportkostenbesparing voor dat jaar teniet wordt gedaan.

Tot slot is het in theorie een mogelijkheid om flexibele productie te combineren met alternatieve transportrechten, om op die wijze te besparen op de transportkosten. Op het transmissienet (≥110 kV) bestaat het tijdsduurgebonden transportrecht, op distributienetniveau (<110 kV) het tijdsblokgebonden transportrecht, en op alle spanningsniveau’s is het volledig variabele transportrecht beschikbaar.

Het volledige variabele transportrecht geeft een aantrekkelijke besparing op transportkosten – namelijk vrijstelling van de kWgecontracteerd – maar valt in de praktijk snel af. Nagenoeg geen enkele afnemer zal zijn vaste transportrecht opgeven in ruil voor een volledig onzeker transportrecht. Een gegarandeerde elektriciteitsvoorziening is voor de bedrijfsvoering doorgaans te belangrijk.

Het tijdsblokgebonden transportrecht geeft een afnemer wel de zekerheid over de tijdstippen en vermogens waarmee een afnemer elektriciteit mag afnemen, maar geeft helaas een veel beperktere besparing op de transportkosten. In plaats van een volledige vrijstelling van de kWgecontracteerd, wordt de kWgecontracteerd namelijk in rekening gebracht pro rata de gemiddelde tijd waarin nog wel de transportdienst mag worden afgenomen.

Het tijdsduurgebonden transportrecht is het interessantst. Hiermee heeft een afnemer de zekerheid ten minste gedurende 85% van de uren in het jaar de transportdienst te kunnen afnemen, en kan nog steeds tot maximaal ongeveer 40% op de transportkosten worden bespaard doordat een vrijstelling van de kWgecontracteerd geldt. De hoogte van de besparing hangt met name af van de vraag of het gehele vaste transportrecht wordt omgezet in een tijdsduurgebonden transportrecht, of slechts een gedeelte.

Een afnemer zou met een tijdsduurgebonden transportrecht in combinatie met productie en/of opslag achter de aansluiting dus boven op de lagere kWmaxgewogen pieken, ook nog op de kWgecontracteerd kunnen besparen. Wel loopt een afnemer het risico dat gedurende maximaal 15% van de uren in het jaar geen of minder elektriciteit van het net mag worden afgenomen, terwijl de eigen productie en/of opslag achter de meter ongepland buiten bedrijf is. Dat risico zou moeten worden gekwantificeerd en meegenomen in de business case van flexibele productie en/of opslag, alhoewel dat te overzien lijkt. Op deze wijze zou in totaal in significante hoeveelheden kunnen worden bespaard op transportkosten. Het is echter maar de vraag of tijdsduurgebonden transportrechten wel in voldoende mate beschikbaar zullen zijn. Dit product is namelijk maar beperkt beschikbaar en wordt momenteel al in rap tempo vergeven aan de vele batterijprojecten die momenteel worden gerealiseerd op transmissieniveau.2

2Zo kondigde TenneT bijvoorbeeld aan al een 300 MW tijdsduurgebonden transportrecht te zijn overeengekomen met Giga Storage, en zal de recentere 350 MW batterij van Lion Storage vermoedelijk ook over een tijdsduurgebonden transportrecht beschikken.

Kortom, voor grootverbruikers op het hogere spanningsniveau’s is besparen op transportkosten vaak niet of beperkt mogelijk, omdat als back-up zo nu en dan alsnog gebruik moet worden gemaakt van het publieke net, en daardoor zowel de kWgecontracteerd als de kWmax in rekening wordt gebracht. Op het 600-uurstarief kan in veel gevallen ook geen aanspraak worden gemaakt, en wordt daar wel van uitgegaan, is dat een risicovolle aanname. Het tijdsduurgebonden transportrecht betreft wel een nuttige aanvulling om een business case rond besparing op transportkosten rond te rekenen. Echter zijn deze op transmisseniveau slechts beperkt beschikbaar, en op distributieniveau (<110 kV) überhaupt nog niet. Op lagere spanningsniveau’s (<25 kV) geldt deze problematiek minder, omdat daar 50% van de netkosten aan een additioneel kWh volumetarief worden toegerekend. Hierdoor leidt minder afname op dergelijke spanningsniveau’s ook altijd tot minder transportkosten.

Al met al dragen de tariefstructuren er niet aan bij om productie en flexibiliteit te ontsluiten bij afnemers op hogere spanningsniveau’s. Dat is jammer, omdat de financiële tariefprikkel bij afname vele malen hoger kan zijn dan bij de voorgenomen invoedtarieven, en de inspanningen van afnemers om flexibeler en minder intensief het net te gebruiken opgeteld toch veel kunnen bijdragen. Als bijvoorbeeld meerdere grote afnemers in plaats van 20 hoge kWmax pieken per maand, slechts 2 of 3 pieken registeren, zou dit doorgaans ook moeten leiden tot minder hoge pieken in de netbelasting (ervan uitgaande dat deze pieken doorgaans niet allemaal gelijktijdig plaatsvinden).

Om grootverbruikers de financiële prikkel hiervoor te geven, zou ook de tariefstructuur voor verbruik op hogere spanningsniveau’s moeten worden aangepast. Zo zou de kWmax(gewogen) in plaats van per maand, standaard per week kunnen worden berekend en gefactureerd. Ook kan worden gedacht aan de introductie van een aanvullend kWh volumetarief, waardoor de inspanningen van grootverbruikers tot efficiënter netgebruik meer evenredig met transportkostenbesparingen worden beloond.

Uiteraard zal het kunnen voorkomen dat bij gelijktijdigheid van pieken van grootverbruikers alsnog de volledige capaciteit van het net nodig is voor het transport. Desalniettemin zou dat in principe minder vaak voor hoeven te komen, en hoeft de netbeheerder minder te spenderen aan congestieproducten om alsnog meer transportcapaciteit te creëren. En zelfs als dat niet of nauwelijks goedkoper is, heeft de netbeheerder ten minste meer restcapaciteit om alternatieve transportrechten aan te bieden.

Gelukkig lijkt de ACM van de problematiek op de hoogte: in haar publicatie “Uitgangspunten voor de tariefstructuur elektriciteit” van 17 juli 2024 schreef de ACM dat “Flexibele netgebruikers op hogere spanningsniveaus [...] het soms als een belemmering [ervaren] dat incidenteel netgebruik al direct tot hoge kosten leidt, omdat alle kosten via de tariefdragers kW gecontracteerd en kW max in rekening worden gebracht en niet via een kWh-tarief.” In diezelfde publicatie merkte de ACM op dat voor de verschillende tariefstructuren tussen hoogspanning en de spanningsniveau’s daaronder geen goede verklaring is, anders dan dat historisch zo gegroeid is. De ACM ziet daarom in haar bredere herziening van de tariefstructuren aanleiding om een zoveel als mogelijk uniforme tariefstructuur voor alle spanningsniveau’s vast te stellen. Over dat uniforme tarief vermeldt zij bovendien dat dat in ieder geval deels op capaciteit en deels op volume gebaseerd zal zijn.

Totdat de tariefstructuren zijn herzien door de ACM, bestaat niettemin al een mogelijke business case rond investeringen in flexibel netgebruik door verbruikers. In congestiegebieden kunnen verbruikers namelijk deelnemen aan congestiemanagement. Dat vereist van verbruikers dat zij hun netgebruik op met de netbeheerder af te spreken momenten beperken, zoals vast te leggen in een capaciteitsbeperkingscontract of redispatchbiedingscontract met de netbeheerder. Het grote voordeel van congestiemanagement ten opzichte van gebruik van de variabele transportrechten, is dat de vergoeding voor het aanbieden van flexibiliteit aan de netbeheerders tot stand komt in een vrije onderhandeling met de netbeheerder. Dat betekent dat verbruikers een prijs kunnen vragen voor hun flexibiliteit die zij nodig hebben om hun investeringen of kosten met een rendement terug te verdienen. Aangezien de resultaten van in totaal 271 congestiemanagementonderzoeken volgens Netbeheer Nederland tot op heden zeer teleurstellend zijn gebleken, zijn de lucratieve mogelijkheden van deelname aan congestiemanagement momenteel onderbenut. Dat biedt kansen voor ondernemingen met interesse in actief energiemanagement.

Conclusie

Voor afnemers op hoogspanningsniveau is besparen op transportkosten momenteel lastig en risicovol, wat niet bijdraagt aan de investeringsmogelijkheden in productie en flexibiliteit achter de meter. Niettemin is de ACM hiervan op de hoogte en liggen de noodzakelijke wijzigingen mogelijk nog in het verschiet, alhoewel nog niet in 2025. Tot die tijd zullen grote afnemers bij het investeren in hun energiehuishouding zich goed van de transportkostensystematiek moeten vergewissen, zodat zij niet voor onverwachte verassingen komen te staan. Voor verbruikers die wel al nu een business case rond flexibiliteit willen verkennen, bestaat de mogelijkheid tot congestiemanagement.

Deze blog was de derde en laatste in een serie. De vorige twee blogs over het producententarief gemist? Lees deze dan terug via de volgende links: Het producententarief: de doelen, dynamieken en dilemma’s en Het producententarief: financiële gevolgen en verhaalsmogelijkheden voor bestaande projecten

Voor vragen of meer informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met onze Energy & Infrastructure experts.