In Q1 van 2022 heeft het Ministerie van EZK een publieke consultatie gehouden over de toekomstige ordening van de waterstofmarkt. De wetgeving voor de waterstofmarkt is namelijk geen copy-paste-exercitie waarbij de Gaswet en Elektriciteitswet grotendeels kunnen worden overgenomen. Zo zal de waterstofmarkt op technisch en economisch vlak fundamenteel van de huidige aardgasmarkt, en zullen het elektriciteitsnet en het waterstofnet sterk geïntegreerd worden, waardoor vele marktpartijen en de netbeheerders met elkaar te maken zullen krijgen (waar dat momenteel nog niet is). Om ervoor te zorgen dat het ministerie op de hoogte is van alle relevante perspectieven en belangen, vroeg het Ministerie input middels een specifieke vragenlijst met een zevental onderwerpen: (i) productie, (ii) beheer van het transportnet, (iii) netwerkplanning, (iv) (ondergrondse) opslag, (v) importterminals, (vi) waterstofkwaliteit en (vii) de marktordening op zee. Stakeholders uit de energiesector hebben hierop gereageerd, waaronder toekomstige waterstofproducenten, netbeheerders, decentrale overheden en belangenorganisaties uit de sector. Uit deze variërende zienswijzen kunnen al voorzichtige conclusies worden getrokken wat betreft de verwachtingen over de regulering van de waterstofmarkt. Hieronder geven wij een korte samenvatting per onderwerp en de verwachtingen voor de geanticipeerde Waterstofwet.

Productie van waterstof


Wat betreft de productie van waterstof, stelde het ministerie de vragen of netbeheerders hierin een rol mogen krijgen (en zo ja, welke?) en of de overheid locaties voor elektrolyse-installaties mag aanwijzen. Wat betreft de productie van waterstof, achten toekomstige producenten van waterstof het onwenselijk als netbeheerders ook waterstof zullen produceren. Netbeheerders zelf onderschrijven dat zij niet waterstof zouden moeten produceren, maar dat het onder omstandigheden wenselijk kan zijn dat zij een rol spelen in de ontwikkeling van elektrolysecapaciteit. Elektrolysecapaciteit heeft namelijk een systeemfunctie in het gehele energienet vanwege, bijvoorbeeld, de overbruggingsrol tussen het elektriciteitsnet en het waterstofnet (waardoor ook weer netcongestie kan worden opgelost) en de ‘opslag’ van elektriciteit. Of de overheid en/of netbeheerders een rol moeten krijgen in het aanwijzen van elektrolyselocaties, wordt dat over het algemeen wenselijk geacht om netcongestieproblematiek op te lossen.

Beheer van het transportnet


Wat betreft het beheer van het transportnet, zijn de twee centrale vragen onder welke voorwaarden gebruikers toegang moeten hebben tot de waterstofinfrastructuur (gereguleerde toegang of onderhandelde derdentoegang) en of er lokale private waterstofnetten mogen worden aangelegd en beheerd. Wat betreft de toegangsvoorwaarden tot het waterstofnet, zijn de meeste respondenten het erover eens dat op de lange termijn zuiver gereguleerde toegangsvoorwaarden moeten worden vastgelegd. Of die gereguleerde voorwaarden al van meet af aan moet worden vastgelegd, is geen eenduidigheid over. Gasunie meent namelijk dat de efficiëntievoordelen van onderhandelde toegang in de ontwikkelingsfase wenselijk is door de verminderde regeldruk voor netbeheerders. Wat betreft de private waterstofnetten, is de consensus dat het niet wenselijk is als op grote schaal in winstgevende industriële clusters gesloten distributiesystemen worden ontwikkeld, maar dat private netten niet principieel moeten worden uitgebannen.

Netwerkplanning


Over de toekomstige netwerkplanning vroeg het ministerie of het wenselijk is dat de netbeheerders gezamenlijke scenario’s opstellen over de ontwikkeling van het waterstofnet. Alle partijen lijken het daarover eens, omdat dat voor zowel (regionale) netbeheerders als marktpartijen zekerheid geeft over de eigen investeringen. Daarbij vroeg het ministerie specifiek of het wenselijk is dat netbeheerders het inzichtelijk maken waar behoefte is aan grootschalige opslag en elektrolyse. Hoewel informatie vanuit de netbeheerders en overheid over geschikte locaties zeker wordt gewaardeerd, wijzen de marktpartijen erop dat dit niet de vorm zou moeten krijgen van bindende aanwijzingen.

Opslag van waterstof


Over de noodzakelijke grootschalige opslag van waterstof (een nieuwe markt waar nog weinig ervaring mee is) vroeg het ministerie wat de verwachtingen waren over deze markt en de mate van concurrentie, of het wenselijk was dat netbeheerders in deze markt actief zouden zijn, welke toegangsvoorwaarden tot opslagcapaciteit zouden moeten gelden en of de overheid zou moeten sturen op locaties voor opslag. De respondenten geven aan dat er op korte termijn (tot 2030) nauwelijks concurrentie op deze markt zal zijn vanwege de kleine vraag op korte termijn. Wel wordt geschat dat een opslagcapaciteit tot wel 47 Terawattuur nodig zal zijn op lange termijn, waarvoor op grote schaal lege gasvelden en zoutcavernes moeten worden gebruikt. De marktpartijen menen dat opslag een commerciële activiteit is waarin de markt zelf kan voorzien, en dat daarom netbeheerders niet actief in deze markt zouden moeten worden. De netbeheerders zien dat, niet geheel onverwachts, anders. Wat betreft de toegang tot waterstofopslagcapaciteit, merken de toekomstige producenten op dat toegang tot opslag niet onzeker mag zijn omdat dat investeringen afremt. Er lijkt dus waarschijnlijk een systeem van ofwel gereguleerde ofwel transparante en non-discriminatoire onderhandelde toegang komen. Voor de opslag in druktanks (met name bij havengebieden) zal dit mogelijk anders zijn. Druktanks zullen namelijk commercieel ontwikkelde (kleinschalige) opslag bieden, zonder gebruik te maken van de beperkte gemeenschappelijke bodemopslaglocaties. Het ligt dus in de rede dat deze volledig commercieel geëxploiteerd mogen worden.

Importterminals


Over de import van waterstof vroeg het ministerie wederom wat de verwachtingen waren omtrent de concurrentie, of netbeheerders actief mochten zijn in het beheer van importterminals en of zuiver onderhandelde derdentoegang gewenst was. Onder de respondenten is er consensus dat waterstofimport noodzakelijk is om de vraag te voorzien in niet alleen Nederland, maar ook vooral Duitsland. Ook is de verwachting dat dit een goedwerkende, competitieve markt zal zijn waarin weinig overheidssturing nodig zal zijn. De marktpartijen zien dan ook geen rol weggelegd voor netbeheerders in het beheer van importterminals en onderstrepen de wenselijkheid van zuiver onderhandelde derdentoegang.

De waterstofkwaliteit


Wat betreft de kwaliteitsstandaard voor het landelijke waterstofnet, vroeg het ministerie welke partij deze kwaliteit zou moeten vaststellen (netbeheerder, overheid of de EU).  Partijen zijn het erover eens dat een geharmoniseerde EU-standaard gewenst is om de interoperabiliteit van de verschillende EU-netten te bevorderen. Wat de kwaliteit van de waterstof moet zijn, zou moeten worden vastgesteld door de verwachte kosten van eventuele zuivering bij invoeding af te wegen tegen de verwachte kosten van zuivering bij afname. Dat hangt dus af van de kwaliteit die afnemers gemiddeld genomen nodig hebben en de kwaliteit die producenten gemiddeld genomen leveren. Afhankelijk van de zuiverheidskwaliteit zullen dus kosten worden gemaakt voor de zuivering (bij ofwel invoeding of afname). Het ministerie vroeg daarom ook wie deze kosten zou moeten dragen. Hierover zijn de respondenten het deels eens: groene, zuivere waterstof zou niet ‘vervuild’ moeten worden met onzuiverdere blauwe waterstof. Bij socialisering van de zuiveringskosten zou blauwe waterstof dan namelijk gesubsidieerd worden door groene waterstof, wat onwenselijk zou zijn. Als echter zou blijken de optimale zuiverheid c.q. kwaliteit laag zou zijn (indien het merendeel van afnemers slechts een lage zuiverheid nodig hebben), is er nog geen consensus over wie deze zuiveringskosten zou moeten dragen (de individuele gebruiker, de producenten van onzuivere waterstof, of helemaal gesocialiseerd).

Bijmenging van waterstof in het gasnet


Over eventuele waterstofbijmenging in het gasnet vroeg het ministerie of het wenselijk is dat waterstof tot 5% zou worden bijgemengd in het gasnet. Volgens een aantal respondenten zijn de nadelen hiervan dat waterstof een hogere economische waarde heeft dan aardgas en dat er nog technische onzekerheden en bezwaren zijn met betrekking tot de toepassing van het gasmengsel (fluctuaties van de energiedichtheid, wat de verbrandingstemperatuur inconsistent zou maken, geen ervaring met hoe waterstof zich gedraagt naast gas in het gasnet en de verhoogde stikstofuitstoot van sommige installaties). Voorstanders wijzen echter op de grote voordelen voor de ontwikkeling van de waterstofmarkt. Zo zou bijmenging op het gasnet de productie van waterstof sterk stimuleren doordat projectontwikkelaars niet hoeven te wachten op toekomstige infrastructuur, en zou grootschalige bijmenging op het gasnet zelfs noodzakelijk zijn om waterstof op korte en middellange termijn van zee naar de kust te vervoeren.

Marktordening op zee


Het laatste onderwerp waarover het ministerie input vroeg, zijn de aandachtspunten voor de marktordening op zee, en met name de interactie tussen windenergie en waterstofproductie. De respondenten geven grotendeels aan dat het wenselijk is dat er gecombineerde tenders komen waarin wind op zee en elektrolyse op zee gecombineerd worden. Wat betreft de transportnetten van zee naar land onderschrijft iedereen de voordelen van het hergebruiken van de huidige gasnetten. Echter is die transitie lastig, omdat er voor lange tijd nog aardgas en waterstof naast elkaar geproduceerd en getransporteerd moet worden. Deze transitie van gas naar waterstof zou centraal gecoördineerd moeten worden. Of er gecentraliseerde elektrolyselocaties op zee zouden moeten zijn, speelt dezelfde onenigheid als op land: marktpartijen zien dit als ongewenste inmenging van netbeheerders waar de markt dit zelf zou kunnen, terwijl netbeheerders hierin wel een rol voor zichzelf zien liggen.

Conclusie


Met deze consultatie heeft de overheid zich ervan vergewist dat zij op de hoogte is van alle relevante perspectieven en belangen. Over sommige onderwerpen bestaat voldoende consensus dat al voorzichtige conclusies kunnen worden getrokken. Zo zullen de netbeheerders waarschijnlijk een rol krijgen in het sturen op elektrolyselocaties maar niet in de ontwikkeling en het beheer daarvan, zal toegang tot het waterstofnet op den duur volledig gereguleerd worden en zal er naar verwachting een geharmoniseerde waterstofkwaliteit op EU-niveau komen. Op sommige andere onderwerpen lijkt echter weinig consensus te zijn. Zo zal bijvoorbeeld de meest optimale waterstofkwaliteit afhankelijk zijn van de mix aan waterstofproductie en de behoeften van afnemers (en daardoor mogelijk veranderen door de jaren), is de toekomstige marktordening voor waterstofopslag nog erg onduidelijk, en is nog niet duidelijk of de toekomstige waterstofnetbeheerder een rol moeten krijgen in de ontwikkeling en het beheer van het net op zee.

Het ministerie zal nog vóór de zomer van 2022 middels een kamerbrief haar eigen analyse van de publieke consultatie delen met de Tweede Kamer. Dat het ministerie snel doorpakt met de marktordening is ook geboden, aangezien er ambitieuze doelstellingen al op de korte termijn zijn. Zo zijn de Nederlandse doelen in het Klimaatakkoord om in 2025 al 500 Megawatt geïnstalleerde elektrolysecapaciteit te hebben, wat moet worden opgeschaald naar 3 à 4 Gigawatt in 2030. Dat terwijl er momenteel nog geen grootschalige groene of blauwe waterstof wordt geproduceerd in Nederland. Wel ziet ons Energy & Infrastructure team in hun praktijk dat de eerste concrete plannen voor grootschalige elektrolyse er al zijn. Onze verwachting is dat na de eerste grootschalige elektrolyse pilots de projecten elkaar snel zullen opvolgen. Geïnteresseerden zullen dan snel moeten handelen, aangezien grootschalige elektrolyseprojecten afhankelijk zullen zijn van de (vooralsnog beperkte) wind op zee.

Als u vragen heeft of meer wilt weten wat dit betekent voor uw bedrijf, neem dan contact op met Max Oosterhuis, Roland de Vlam, Jan-Willem van Rooij of Anne Brugmans.