Winkeltijdenwet: kader zonder verplichting
Nederland kent een Winkeltijdenwet die bepaalt wanneer ‘winkels’ open mogen zijn. Deze wet regelt voor alle winkels, van IKEA’s tot autoshowrooms tot buurtslagers, dat het verboden is open te zijn op zondagen, officiële feestdagen en op werkdagen tussen 6 en 22 uur. Op gemeentelijk niveau zijn echter op grote schaal uitzonderingen gemaakt op dit verbod. In de praktijk heeft bijvoorbeeld meer dan 90% van de gemeenten een koopzondag ingesteld.
Het kader dat de Winkeltijdenwet (en de gemeentelijke verordeningen) omvat is echter enkel een kader en geen verplichting. Het is aan de individuele winkelier om te bepalen op welke tijden die de winkel openstelt (binnen het toegelaten wettelijk kader). Niet in alle gevallen is sprake van vrijheid om te bepalen wanneer een winkel open is. In sommige gevallen zijn hier afspraken over gemaakt. Over die afspraken gaat de nieuwste wijziging van de Winkeltijdenwet.
Voorkomen van eenzijdig opgelegde openingstijden
De wijziging van de Winkeltijdenwet wil voorkomen dat winkeliers eenzijdig openingstijden opgelegd krijgen waar zij het niet mee eens zijn. Deze afspraken kunnen voortvloeien uit afspraken in het verband van de winkeliersvereniging of een Vereniging van Eigenaren (VVE), maar deze kunnen ook opgenomen zijn in een huurovereenkomst of franchiseovereenkomst.
Indien die afspraken kunnen leiden tot een eenzijdige wijziging van de openingstijden (waar de winkelier niet uitdrukkelijk heeft ingestemd), zijn deze afspraken onder de nieuwe wet nietig. De herkomst van deze wetswijziging is niet helemaal duidelijk. Uit verschillende parlementaire stukken blijkt dat een eerdere wijziging ertoe heeft geleid dat gemeenten in de praktijk ruime openingstijden toestaan, waardoor ook meer verplichtingen voor winkeliers zouden kunnen ontstaan om open te moeten zijn.
Deze gevallen spelen met name voor winkels in winkelstraten of winkelcentra. In die gevallen zijn vaak afspraken gemaakt met de eigenaar van het winkelcentrum, met de winkeliersvereniging of in het verband van de VVE. Daarnaast kunnen in een huurovereenkomst of in een franchiseovereenkomst (voor franchiseformules zoals KFC, Jumbo of Primera) afspraken zijn gemaakt waarin minimale of maximale openingstijden worden geregeld.
Toepassing van de Winkeltijdenwet
De wetswijziging is van toepassing op die afspraken die inhouden dat de verhuurder, VVE, winkeliersvereniging of franchisegever eenzijdig openingstijden aan een winkelier mag voorschrijven. Zulke afspraken worden vaak gemaakt in ‘het grotere belang’ van het winkelcentrum of de winkelstraat.
Op een koopavond ziet het er vaak neerslachtig uit als de helft van de winkelstraat wel open is en de andere helft donker is. In het geval van een winkelcentrum is het gecoördineerd open hebben van het winkelcentrum relevant voor de overige winkels, maar ook voor de algemene kosten (voor schoonmaak, beveiliging, marketing et cetera).
Wijziging openingstijden zonder toestemming winkelier
In bepaalde gevallen kunnen de openingstijden worden gewijzigd zonder dat een individuele winkelier het daarmee eens is. Beslissingen van de winkeliersvereniging of een VVE hoeven niet unaniem te worden genomen, dus als die organen beslissen tot beperking (of verplichte uitbreiding) van de openingstijden, moet de minderheid zich daarin schikken – daar hebben alle winkeliers ook voor gekozen bij het aangaan van het lidmaatschap of de overeenkomst.
Ook kunnen contractuele afspraken bepalen dat een winkelier zich moet houden aan bepaalde nieuwe openingstijden, bijvoorbeeld dat een franchisegever kan bepalen dat vanaf een bepaald moment alle franchise-winkels tot 19 uur of op een zondag open zijn. Indien een winkelier niet uitdrukkelijk heeft ingestemd met een dergelijke wijziging is deze afspraak onder de nieuwe wet nietig, ook als de afspraken al voor 1 januari 2022 golden.
Noodzaak – of toch niet?
De eerste vraag die opkomt is of deze wetswijziging nodig is. Uit de Memorie van Toelichting volgt niet dat er echt grootschalige nijpende gevallen bestaan waarin winkeliers tegen hun zin worden opengehouden (of gesloten). In de toelichting wordt verwezen naar een enquête waar (volgens de Staatssecretaris zelf) geen definitieve conclusies uit kunnen worden getrokken.
De toelichting verwijst verder naar een enkele uitspraak van een rechtbank waarin dit onderwerp voorbijkwam, maar dat was een vrij uitzonderlijke situatie en daar was ook niet heel handig geprocedeerd. Daarom werd de winkelier in die zaak gehouden aan de voorgeschreven openingstijden (en moest deze boetes betalen voor het niet nakomen). Het lijkt echter niet alsof een groot en nijpend probleem ten grondslag ligt aan de wetswijziging.
Nietigheid van gemaakte afspraken
Tegelijkertijd leidt de wetswijziging tot nietigheid van bepaalde afspraken. Besluiten van de VVE of een (winkeliers)vereniging die door de meerderheid zijn genomen kunnen nietig worden ten aanzien van een winkelier die het er niet mee eens is. Alleen als een winkelier uitdrukkelijk heeft ingestemd, is de afspraak op hem/haar van toepassing.
Dat betekent dan ook dat de winkeliers die het wel eens zijn met een afspraak, maar niet aanwezig waren bij de stemming van de VVE of de vereniging, ook niet zijn gebonden aan de afspraak. Dit leidt tot onoverzichtelijke situaties met veel vrijblijvendheid ten aanzien van de openingstijden ingesteld door een winkelcentrum(eigenaar), VVE of winkeliersvereniging.
‘Escapemogelijkheden’
Ook is in de wet al voorzien in een ‘escape’ waarbij afspraken die in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid niet toegepast hoeven/kunnen worden. Dit geldt zowel voor contractuele afspraken als voor bepaalde besluiten van rechtspersonen.
Het is dus nog niet duidelijk of de Winkeltijdenwet een probleem oplost dat nog niet opgelost had kunnen worden. Het lijkt dan ook niet handig om dan een wet te wijzigen die meer onduidelijkheid in het leven roept dan dat onevenredigheden worden opgelost.
Contact
Wilt u meer informatie of een gesprek over dit onderwerp? Aarzel dan niet om contact op te nemen met ons of onze Loyens & Loeff-collega’s.
Deze blog van Victor van Ahee en Bo Drenth verscheen ook als artikel in ‘de Jurist’, het juridische vakblad van FD Mediagroep.