Wat is de pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding?
Werkgevers zijn op grond van artikel 32bb Wet LB een pseudo-eindheffing verschuldigd over de zogenoemde excessieve vertrekvergoedingen. Om te berekenen of sprake is van een excessieve vertrekvergoeding, wordt het loon in het jaar van vertrek van de werknemer (jaar ‘t’) en het jaar ‘t-1’ vergeleken met het loon in jaar ‘t-2’. Alleen als het loon in jaar t-2 ten minste € 576.000 (2022; dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd) bedraagt, kan de heffing verschuldigd zijn. De heffing bedraagt 75% over het excessieve deel van de berekende vertrekvergoeding.
Waarover gaat deze zaak?
Vergoedingen en verstrekkingen behoren sinds de invoering van de werkkostenregeling tot het loon van de werknemer. De werknemer betaalt echter geen belasting over eindheffingsbestanddelen. Als de Belastingdienst voor een werknemer een 30%-regeling heeft afgegeven, wijst de werkgever de 30%-vergoeding aan als eindheffingsbestanddeel en betaalt de werkgever de vergoeding belastingvrij uit aan de werknemer. Indien de dienstbetrekking van een werknemer wordt beëindigd en deze werknemer een 30%-regeling heeft, komt de vraag op of de 30%-vergoeding meetelt als loon voor de toepassing van artikel 32bb Wet LB (i.e. om te bepalen of de drempel van EUR 576.000 is overschreden in t-1 en zo ja, voor de berekening van de excessieve vertrekvergoeding).
Op basis van een strikt taalkundige uitleg dient de 30%-vergoeding volgens Hof Arnhem-Leeuwarden te worden meegenomen als loon bij de berekening van de excessieve vertrekvergoeding. Rechtbank Zeeland-West-Brabant komt in zijn uitspraak nu echter tot de conclusie dat er voor de taalkundige uitleg weliswaar goede argumenten zijn, maar op basis van de bedoeling van de wetgever (door de rechtbank de "wetshistorische en wetssystematische uitleg" genoemd) eindheffingsbestanddelen toch niet meetellen als loon voor de berekening van de pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding. De rechtbank wijst erop dat voorafgaand aan de invoering van de werkkostenregeling vergoedingen en verstrekkingen niet tot het loon behoorden en dus niet meetelden als loon voor de berekening van de heffing over een excessieve vertrekvergoeding. De wetgever heeft volgens de rechtbank met de invoering van de werkkostenregeling hier geen wijziging in beoogd.
De conclusie van de rechtbank geldt niet slechts voor de 30%-vergoeding, maar tevens voor andere gericht vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen. De rechtbank laat zich niet uit over de vraag of andere eindheffingsbestanddelen, die bijvoorbeeld onder de vrije ruimte worden gebracht, al dan niet als loon moeten worden meegeteld voor de toepassing van artikel 32bb Wet LB.
De uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant is niet alleen van belang voor de beantwoording van de voorliggende rechtsvraag of gericht vrijgestelde eindheffingsbestanddelen meetellen voor de berekening van de heffing over een excessieve vertrekvergoeding. Deze uitspraak laat ook zien dat wetsbepalingen niet slechts taalkundig moeten worden uitgelegd, maar doel en strekking van een bepaling bij de uitleg eveneens van groot belang kunnen zijn.
Mocht u vragen hebben over het bovenstaande, dan kunt u contact opnemen met uw gebruikelijke contactpersoon of met een van de belastingadviseurs van ons Employment & Benefits team.