De zaak in kwestie betrof een varkenshouder die de wens had om met zijn bedrijf een nieuwe koers in te slaan. In plaats van het houden van vleesvarkens, zou hij zeugen gaan houden. Daartoe heeft het college van gedeputeerde staten van Overijssel (het College) eind 2015 een natuurvergunning verleend, omdat de ammoniakdepositie (NH3) in de nieuwe bedrijfssituatie niet zou toenemen. Stichting Leefbaar Buitengebied (de Stichting) was het niet met deze vergunning eens.
Onjuiste implementatie Habitatrichtlijn
Het voornaamste argument van de Stichting is dat de vergunning tot stand is gekomen in strijd met artikel 6 van het Verdrag van Aarhus. Daarin staat, onder meer, dat voorafgaand aan het nemen van het besluit op de (milieu gerelateerde) vergunningaanvraag informatie moet worden verstrekt over mogelijkheden voor inspraak en de tijd en plaats van een beoogde openbare hoorzitting. Ook moet het besluit aan het relevante publiek worden bekendgemaakt. Die bekendmaking kan bijvoorbeeld worden gedaan door publicatie in de huis-aan-huisbladen van gemeenten waarin de Natura 2000-gebieden liggen waarop de zeugenhouderij effect heeft.
Naar de mening van de Stichting heeft het College hiermee in strijd gehandeld doordat geen inspraak is geboden aan eenieder, geen hoorzitting heeft plaatsgevonden en er geen kennisgeving via de huis-aan-huisbladen is geweest. Hoewel niet betoogd door de Stichting, brengt dit ook strijdigheid met de Habitatrichtlijn met zich mee. Uit de Habitatrichtlijn volgt namelijk dat inspraak verleend moet worden bij toestemmingsbesluiten die een impact kunnen hebben op Natura 2000-gebieden.
Het College verweert zich hiertegen door te stellen dat voor toepassing van het Verdrag van Aarhus sprake moet zijn van activiteiten met een aanzienlijk effect op het milieu. Daarvan zou in dit geval geen sprake zijn, omdat de aangevraagde situatie niet leidt tot een toename van ammoniakdepositie ten opzichte van de bestaande situatie.
De Afdeling concludeert dat de inspraakverplichting die volgt uit de Habitatrichtlijn (en het Verdrag van Aarhus) goed is geïmplementeerd in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar niet in de Wet natuurbescherming (Wnb). In de Wnb is namelijk niet geregeld dat een bestuursorgaan inspraak moet bieden bij de besluitvorming over een natuurvergunning. Volgens de Afdeling had het College gelet op het beginsel van Unietrouw alsnog voor een correcte werkwijze moeten zorgen door de uitgebreide voorbereidingsprocedure uit de Awb (afdeling 3.4) van toepassing te verklaren. Die voorbereidingsprocedure voorziet namelijk in een inspraakmogelijkheid bij de voorbereiding van besluiten. Nu het College dit heeft nagelaten, kon de Stichting een rechtstreeks beroep doen op de Habitatrichtlijn. Het betoog van de Stichting dat ten onrechte geen inspraak is geboden slaagt.
De uov en de Omgevingswet
Totdat de Omgevingswet in werking treedt, kan dus aan de inspraakverplichting op basis van het Unierecht worden voldaan door de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb te volgen bij de verlening van een natuurvergunning. Hiermee wordt ruimte voor inspraak voldoende gewaarborgd.
Onder de Omgevingswet wordt inspraak (ten aanzien van omgevingsvergunningen die samenhangen met een Natura 2000-activiteit) expliciet geregeld. De nota van toelichting bij het Omgevingsbesluit verwijst in dit kader ook expliciet naar de Habitatrichtlijn. De uniforme openbare voorbereidingsprocedure zal op dit type vergunningaanvragen dus altijd van toepassing zijn.
Is hiermee de inspraak gewaarborgd?
In een andere recente uitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat een ruimhartige toepassing van het veelbesproken Varkens in Nood-arrest meebrengt dat het niet indienen van een zienswijze er niet toe mag leiden dat een belanghebbende geen beroep in kan stellen tegen een milieu- of ruimtelijke ordeningsbesluit. Om bij de rechter in beroep te kunnen gaan tegen besluiten die onder de reikwijdte van het Verdrag van Aarhus vallen, is namelijk niet vereist dat de mogelijkheid tot inspraak is benut. Evengoed kan een partij die wel een zienswijze heeft ingediend, maar geen belanghebbende is, toch in beroep als de zienswijzeprocedure openstond voor ‘eenieder’.
De Habitatrichtlijn lijkt te nopen tot de conclusie dat eenieder in de gelegenheid moet zijn om in te kunnen spreken. Betoogd zou kunnen worden dat het belanghebbendenbegrip in Nederland enger uitgelegd kan worden dan de tekst van dit artikel van de Habitatrichtlijn. Bestuursorganen zouden er daarom goed aan doen om bij toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure op een natuurvergunning expliciet op te merken dat ‘eenieder’ in de gelegenheid gesteld wordt om zienswijzen in te brengen. Voor zover er dan al enige zorg zou bestaan over de groep inspraakgerechtigden, kan het belanghebbendenbegrip immers geen barrière meer vormen voor het instellen van beroep.
Dit artikel is geschreven door: Viviënne Versluis en Nanne Kusters en is eerder gepubliceerd in De Jurist.
Lees ook: “Varkens in Nood’: EU-Hof torpedeert Nederlandse rechtsgang in milieuzaken''
Lees ook: Varkens-in-nood (II): bestuursrechter verruimt toegang in omgevingsrechtelijke procedures