Wat is er gebeurd?
Op 26 juni 2020 besliste de Hoge Raad dat een lid van diverse ministeriële adviescommissies geen btw-ondernemer is (lees hier de uitspraak). Om te kunnen spreken van ondernemerschap, moet zelfstandig een bedrijf worden uitgeoefend. Het commissielid heeft volgens de Hoge Raad geen individuele taken en verantwoordelijkheden. Het is de commissie die adviezen geeft en daarvoor verantwoordelijk is. Hierdoor zijn de individuele leden niet zelfstandig en zijn zij geen btw-ondernemer.
De beslissing van de Hoge Raad komt niet als een verrassing. In 2019 heeft de Europese rechter in de zaak IO namelijk al bepaald dat een commissaris die een vaste vergoeding kreeg geen btw-ondernemer was. In dit geval kreeg het commissielid alleen betaald als zij werd opgeroepen, maar dit was voor de Hoge Raad geen reden om toch tot btw-ondernemerschap te concluderen.
Wat zijn de gevolgen voor de praktijk?
Op basis van het Nederlandse beleid gaan commissarissen en leden van adviescommissies er vaak van uit dat zij btw-ondernemer zijn. Het factureren van btw en het doen van aangifte betekent voor hen een administratieve last. Daarnaast werkt btw-heffing kostprijsverhogend als het bedrijf of de instantie waaraan zij factureren geen of slechts beperkt btw kan aftrekken.
Na deze uitspraak van de Hoge Raad is het de vraag of de Staatsecretaris alsnog met gewijzigd beleid komt. Commissarissen en leden van adviescommissies kunnen de Belastingdienst echter nu al verzoeken hun btw-registratie te beëindigen. Het kan raadzaam zijn om daarbij ook bezwaar te maken tegen de afdracht van btw op aangifte.
Verder kan de uitspraak van de Hoge Raad doorwerken naar de bestuurder die uitgaat van btw-ondernemerschap. Het verdient daarom aanbeveling om de btw-gevolgen bij het aanstellen van bestuurders tijdig onder de loep te nemen.
Contact
Voor vragen en advies kunt u contact opnemen met uw vaste adviseur bij Loyens & Loeff of met een van onze adviseurs van het Loyens & Loeff Indirect Tax Team.