Hoge Raad over box 3
De Hoge Raad oordeelde op 24 december 2021 dat de vermogensrendementsheffing van box 3 sinds 1 januari 2017 in strijd is met het eigendomsrecht en het discriminatieverbod in het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). Deze strijdigheid heeft als belangrijkste oorzaak dat sinds 2017 voor de belastingheffing in box 3 wordt uitgegaan van een fictief rendement over een fictieve samenstelling van het vermogen (vermogensmix), waardoor de belastingheffing erg ver af is komen te staan van een heffing over het werkelijke inkomen. Wilt u meer weten over het arrest van de Hoge Raad? Lees dan ook onze nieuwsbrief van 24 december 2021.
Naar aanleiding van het arrest heeft de Staatssecretaris van Financiën op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in de massaal bezwaarprocedures over box 3 voor de jaren 2017 t/m 2020. De bezwaren tegen de aanslagen inkomstenbelasting 2017 t/m 2020, die onder de massaal bezwaarprocedure vallen, zijn daarin gegrond verklaard. Over de precieze vormgeving van het rechtsherstel voor belastingplichtigen is toen nog geen besluit genomen. In onze nieuwsbrief van 4 februari 2022 hebben wij voor verschillende situaties de op dat moment bekende gevolgen beschreven.
Richtingennotitie belastingheffing box 3 over 2017 tot en met 2022
Het kabinet beschrijft in zijn richtingennotitie verschillende opties voor het bieden van rechtsherstel, maar lijkt rechtsherstel voor belastingplichtigen in box 3 met vooral spaargeld als uitgangspunt te nemen. Het kabinet ziet slechts één acceptabele en uitvoerbare wijze van rechtsherstel: een nieuwe forfaitaire berekening van het box 3 inkomen, maar nu gebaseerd op de werkelijke ‘vermogensmix’.
Hoe ziet het mogelijke rechtsherstel er uit?
Het kabinet beschrijft twee varianten voor de opnieuw te bepalen box 3-heffing over de jaren 2017 tot en met 2022:
1. De forfaitaire spaarvariant; en
2. De forfaitaire variant voor alle vermogenscategorieën.
Bij beide varianten zal sprake zijn van een nieuwe forfaitaire berekening van het rendement. Daarbij wordt wel uitgegaan van de werkelijke samenstelling van het vermogen van belastingplichtigen in box 3, maar niet van het werkelijke rendement.
1. Bij de forfaitaire spaarvariant wordt gewerkt met drie separate forfaits voor spaargeld, schulden en overige bezittingen. Voor spaargeld wordt uitgegaan van de actuele spaarrente (aflopend van 0,25% in 2017 naar ongeveer 0% in latere jaren), voor schulden wordt aangesloten bij de hypotheekrente (aflopend van ruim 3% naar iets minder dan 2,5%) en voor overige bezittingen wordt, net als nu, uitgegaan van het meerjarige gemiddelde rendement voor beleggingen. De forfaitaire spaarvariant is volgens het kabinet het meest geschikt voor het bieden van rechtsherstel aan spaarders, maar aan niet-spaarders met slechte rendementen over meerdere jaren wordt in deze variant geen rechtsherstel geboden.
2. Bij de forfaitaire variant voor alle vermogenscategorieën wordt aan ieder vermogensbestanddeel in box 3 een forfait gekoppeld gebaseerd op het gemiddelde rendement voor de betreffende vermogenscategorie in het betreffende belastingjaar. Deze variant voorziet in een rechtsherstel voor alle belastingplichtige in box 3, waardoor ook niet-spaarders geld terug kunnen krijgen voor belastingjaren met bijvoorbeeld slechte beursrendementen.
Voor belastingplichtigen in box 3 die onder de nieuwe berekening van de box 3-heffing meer belasting zouden moeten betalen dan zij volgens het bestaande systeem van box 3 verschuldigd zijn, geldt dat zij niet hoeven bij te betalen.
Wat als belastingplichtigen het alsnog oneens zijn met de aanpassingen?
Volgens het kabinet nemen beide geschetste varianten een groot pijnpunt van de vermogensrendementsheffing van box 3 weg, maar blijven er altijd belastingplichtigen over met een lager werkelijk rendement dan het nieuw forfaitair berekende rendement. Belastingplichtigen zouden op basis van de huidige wet- en regelgeving de mogelijkheid hebben om in dat geval een procedure te starten. Het kabinet geeft aan dat er twee mogelijkheden zijn om met dergelijke procedures om te gaan:
A. Direct tegenbewijs in behandeling nemen; en
B. Eventueel tegenbewijs na meer juridische duidelijkheid.
Bij optie A kunnen belastingplichtigen gestructureerd aangegeven dat hun werkelijk rendement lager is dan berekend op basis van de aangepaste box 3-heffing. Bij optie B worden eerst enkele zaken geselecteerd en voorgelegd aan de Hoge Raad om meer duidelijkheid te krijgen over de bedoeling van de Hoge Raad bij de reikwijdte van het rechtsherstel.
Welke vorm van rechtsherstel gaat het kabinet kiezen?
Beide beschreven varianten en tegenbewijsopties hebben voor- en nadelen. Het is duidelijk dat een politieke keuze gemaakt zal moeten worden. Het kabinet gaat daarom met de Tweede Kamer in overleg over de verdere vormgeving van het rechtsherstel.
Spoedwetgeving voor 2023 en 2024
Voor de jaren 2023 en 2024 stelt het kabinet spoedwetgeving voor, waarbij het uiteindelijk te kiezen rechtsherstel voor de jaren 2017 t/m 2022 wordt omgezet in wetgeving voor de komende twee jaar.
Bij de vormgeving van de spoedwetgeving wordt gekeken naar de twee rechtsherstelvarianten: (i) de forfaitaire variant en (ii) de forfaitaire spaarvariant voor alle vermogenscategorieën. Een belangrijk verschil met het rechtsherstel voor het verleden is dat de belastingheffing vanaf 2023 wél hoger kan zijn dan in het huidige box 3-stelsel het geval zou zijn geweest.
Een belangrijke conclusie is daarnaast dat het kabinet ook heeft onderzocht of per 2023 een vermogensbelasting kan worden ingevoerd (naast of in plaats van box 3), maar dat dit niet alleen op dezelfde bezwaren zou kunnen stuiten als de box 3-heffing, maar ook in de uitvoering niet mogelijk is door de ICT-systemen van de Belastingdienst.
Wie komen in aanmerking voor rechtsherstel?
Voor de jaren 2021 en 2022 komen álle belastingplichtigen in box 3 in aanmerking voor rechtsherstel, omdat de belastingaanslagen over deze jaren nog niet vaststaan. Belastingplichtigen die een voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2022 met inkomen uit box 3 hebben ontvangen, kunnen ervoor kiezen om deze voorlopige aanslag nog niet (geheel) te betalen. De Belastingdienst zal vooralsnog geen betalingsherinneringen of aanmaningen sturen. Verder zal voorlopig geen invorderingsrente in rekening worden gebracht bij een voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2022.
Ten aanzien van de jaren 2017 t/m 2020 moet nog worden besloten of rechtsherstel wordt geboden aan álle belastingplichtigen in box 3, of alleen aan belastingplichtigen die bezwaar hebben gemaakt tegen hun belastingaanslag. De Belastingdienst moet de belastingaanslagen van belastingplichtigen die meelopen in het massaal bezwaar uiterlijk op 4 augustus 2022 hebben beoordeeld en eventueel hebben verminderd.
Bezwaren van belastingplichtigen over de jaren tot en met 2020 die niet onder de massaal bezwaarprocedure vallen maar wel op tijd zijn ingediend, of verzoeken van belastingplichtigen om ambtshalve vermindering van hun belastingaanslag, worden aangehouden in afwachting van politieke besluitvorming.
De Staatssecretaris van Financiën geeft aan dat de Belastingdienst, bij tijdige politieke besluitvorming, rond 1 juli 2022 kan beginnen met het verlenen van rechtsherstel en in dat geval de uitspraak op de bezwaarschriften die vallen onder de massaal bezwaarprocedure 2017 t/m 2020 vóór 4 augustus kan uitvoeren.
Hoe gaat het door box 3 ontstane begrotingsgat worden gedicht?
Het is duidelijk dat de hersteloperatie voor box 3 de Staat miljarden zal gaan kosten. In de richtingennotitie maakt het kabinet niet duidelijk hoe zij dit gat gaat dichten. Daar komt het kabinet uiterlijk in de Voorjaarsnota (op zijn laatst 1 juni 2022) op terug. Uit de berichtgeving van de afgelopen weken kan worden opgemaakt dat het kabinet daarbij ook kijkt naar belastingverhoging voor ondernemingswinsten en voor belastingplichtigen met een aanmerkelijk belang in box 2.
Moet ik als belastingplichtige in box 3 nu actie ondernemen?
Er moeten nog belangrijke politieke keuzes worden gemaakt over de belastingheffing in box 3 over de jaren 2017 tot en met 2022. Deze keuzes zullen de komende maanden worden gemaakt. Afhankelijk daarvan kan het zijn dat u actie moet ondernemen. Tot dat moment raden wij aan om de politieke besluitvorming af te wachten.
Contourennota: vanaf 2025 box 3-heffing op basis van werkelijk rendement
In het coalitieakkoord kondigde het kabinet al aan per 1 januari 2025 een belastingheffing in box 3 op basis van werkelijk rendement in te willen voeren. Het kabinet geeft in de vandaag gepubliceerde contourennota aan daarbij te kiezen voor een vermogensaanwasbelasting. Dit betekent dat jaarlijks belasting wordt geheven over alle reguliere inkomsten (bijv. rente, huur en dividend) en gerealiseerde én ongerealiseerde waardeontwikkelingen van vermogensbestanddelen (bijv. koerswinsten of -verliezen op aandelen en waardestijgingen of -dalingen van vastgoed).
Vormgeving vermogensaanwasbelasting
Een vermogensaanwasbelasting heeft volgens het kabinet als voordelen dat (i) langdurig uitstel van belastingheffing wordt voorkomen en (ii) belastingplichtigen en zogenoemde ketenpartners (bijv. banken en verzekeraars) minder langdurig historische gegevens over vermogensbestanddelen in box 3 hoeven bij te houden. Nadelen van een vermogensaanwasbelasting zijn volgens het kabinet dat (i) een belastingplichtige mogelijk te weinig liquide middelen heeft om de verschuldigde belasting te betalen en (ii) een vermogensaanwasbelasting een administratieve last betekent voor belastingplichtigen.
Het nieuwe stelsel van box 3 moet volgens het kabinet gaan gelden voor alle vermogensbestanddelen die in het huidige box 3-stelsel vallen. Voor een groot deel van de vermogensbestanddelen, zoals bank- en spaartegoeden en beleggingen, kan het nieuwe stelsel per 1 januari 2025 worden ingevoerd.
Voor vastgoed is een heffing op basis van het werkelijk rendement volgens het kabinet ingewikkelder. Daarom beoogt het kabinet om de waardeontwikkeling van vastgoed in het nieuwe box 3-stelsel voorlopig forfaitair te blijven belasten, waarbij zo snel mogelijk de overstap wordt gemaakt naar belastingheffing op basis van werkelijk rendement. Voor reguliere inkomsten uit vastgoed, zoals huur en pacht, beoogt het kabinet wel om deze per 1 januari 2025 op basis van werkelijk rendement te belasten.
Voor overige vermogensbestanddelen, zoals bepaalde verzekeringsproducten, rechten op periodieke uitkeringen, contant geld en cryptovaluta, wordt moment onderzocht hoe belastingheffing over het werkelijk rendement het beste kan worden vormgegeven.
Kosten van vermogensbestanddelen en verliesverrekening
Het kabinet geeft aan dat het voor de hand ligt om onder het nieuwe stelsel van box 3, kosten zoals bankkosten en rente op schulden, mee te nemen bij de berekening van het belastbare inkomen. Verder zal het kabinet voorzien in verliesverrekening, waarbij het de voorkeur heeft om verliezen in box 3 uitsluitend met box 3 winsten in andere jaren te kunnen verrekenen.
Heffingvrij inkomen, tarieven en vrijstellingen
Bij een belastingheffing op basis van werkelijk rendement zal een heffingvrij inkomen per belastingplichtige worden ingevoerd. Over de hoogte van dit heffingvrije inkomen en het uiteindelijke belastingtarief wordt nog geen duidelijkheid gegeven. Het kabinet beoogt wel om bezittingen die momenteel zijn vrijgesteld in box 3, bijvoorbeeld natuurterreinen en groene beleggingen, ook in het nieuwe stelsel van box 3 vrij te stellen.
Tijdspad
Het kabinet geeft aan de komende maanden een conceptwetsvoorstel op te stellen. Dit conceptwetsvoorstel zal worden aangeboden voor internetconsultatie. Het kabinet beoogt om het definitieve wetsvoorstel vóór het zomerreces van 2023 in te dienen bij de Tweede Kamer. Indien de Tweede en Eerste Kamer het wetsvoorstel vóór eind 2023 behandelen en aannemen, kan het nieuwe box 3-stelsel per 1 januari 2025 worden ingevoerd.
De fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen (BOR) zullen onder het kabinet-Rutte IV worden geëvalueerd. Onderzocht zal worden hoe de regelingen kunnen worden verbeterd, maar ook hoe oneigenlijk gebruik kan worden tegengegaan. Op welk oneigenlijk gebruik wordt gedoeld is nu nog niet duidelijk. Het is mogelijk dat bedrijfsoverdrachten als gevolg van nieuwe maatregelen in de toekomst zwaarder zullen worden belast.
De Staatssecretaris heeft eerder bericht dat de afronding van de evaluatie in Q1 2022 gepland staat. Met het gereedkomen van de evaluatie kunnen mogelijk doelmatiger beleidsopties worden geformuleerd. Een zelfstandig wetgevingstraject wordt op dit moment in 2023 verwacht.
Mocht u overwegen om uw familiebedrijf in de (nabije) toekomst over te dragen, dan is nu hét moment om daar (versneld) naar te kijken. Op dit moment kunt u onder voorwaarden uw familiebedrijf op fiscaal vriendelijke wijze overdragen aan de volgende generatie. Indien de waarde van uw onderneming negatief wordt beïnvloed door de gevolgen van COVID-19, kan die bedrijfsoverdracht bovendien misschien tegen een relatief lage waarde plaatsvinden.
Meer weten over bedrijfsopvolging?
In onze Tackling podcast van 28 oktober 2021: ‘Bedrijfsopvolging, hoe een goede voorbereiding het verschil kan maken’, bespreken gastvrouw Eline Ronner en gasten Albert Jan Thomassen, directeur van netwerkorganisatie Familiebedrijven Nederland (FBNed), Pleuni Visser en Yvonne Pijpers (Loyens & Loeff) op welke wijze een bedrijfsopvolging binnen het familiebedrijf het beste kan worden voorbereid.
Op 17 juni 2020 is het wetsvoorstel ‘Wet excessief lenen bij eigen vennootschap’ aangeboden aan de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel beoogt leningen van een vennootschap aan zijn directeur-grootaandeelhouder en andere aanmerkelijkbelanghouders (ab-houder) te ontmoedigen. Zie voor meer informatie hierover onze nieuwsbrief van 4 oktober 2021.
Op 24 maart 2022 heeft de Staatssecretaris van Financiën de Tweede Kamer verzocht het wetsvoorstel aan te melden voor plenaire behandeling. Daarnaast heeft hij de derde nota van wijziging van het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gezonden. In deze derde nota is het drempelbedrag aan schulden verhoogd van € 500.000 naar € 700.000, zoals in het coalitieakkoord 2021 is aangekondigd (zie voor meer informatie over de plannen van kabinet-Rutte IV ) onze nieuwsbrief van 19 januari 2022. De beoogde inwerkingtreding van het wetsvoorstel is nog steeds 1 januari 2023 met als eerste peildatum 31 december 2023.
De schenkingsvrijstelling voor de eigen woning van maximaal € 106.671 staat al enige tijd onder druk. Eind vorig jaar kondigden de coalitiepartijen aan om deze schenkingsvrijstelling per 1 januari 2024 af te schaffen. Een eerdere afschaffing zou niet mogelijk zijn.
Op 1 maart 2022 heeft het kabinet echter laten weten dat een verlaging van de schenkbelasting vrijstelling voor de eigen woning per 1 januari 2023 wel mogelijk is. Op 8 maart 2022 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het voorstel om de schenkingsvrijstelling te verlagen naar € 27.231.
Een verlaging van de schenkingsvrijstelling naar € 27.231 betekent dat de hoogte gelijk is aan de eenmalige verhoogde vrijstelling voor schenkingen tussen ouders en kinderen. Omdat slechts één van deze vrijstellingen kan worden benut, heeft de verlaging van de schenkingsvrijstelling voor de eigen woning naar € 27.231 van ouders aan kinderen dus feitelijk hetzelfde gevolg als een afschaffing. Bij schenkingen aan derden zou de verlaagde schenkingsvrijstelling nog wel kunnen worden benut.
Indien u overweegt gebruik te maken van de schenkingsvrijstelling voor de eigen woning, kunnen de voorgestelde wijzigingen reden zijn de schenking nog dit jaar te doen. Indien gewenst zijn wij u hierbij graag van dienst.
Contact
Heeft u vragen over de gepubliceerde richtingennotitie voor rechtsherstel aan belastingplichtigen in box 3, de toekomst van box 3, belastingverhogingen en/of de andere relevante ontwikkelingen? En vraagt u zich af wat hiervan de eventuele gevolgen zijn in uw situatie? Of heeft u interesse in een vrijblijvend kennismakingsgesprek? Neem dan contact op met uw Loyens & Loeff-adviseur of met een van onze adviseurs van het team Family Owned Business & Private Wealth .
Disclaimer
Hoewel deze publicatie met grote zorgvuldigheid is samengesteld, aanvaarden Loyens & Loeff N.V. en alle andere entiteiten, samenwerkingsverbanden, personen en praktijken die handelen onder de naam ‘Loyens & Loeff’, geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit deze uitgave zonder hun medewerking. De aangeboden informatie is bedoeld ter algemene informatie en kan niet worden beschouwd als advies.