De exploitant van een attractiepark brengt voor de toegang van het park 6% btw in rekening (het verlaagde tarief tot en met 31 december 2018) en voor het parkeren van auto’s 21% btw. De exploitant heeft bezwaar gemaakt tegen de op aangifte voldane btw en stelt daarbij dat sprake is van een samengestelde prestatie waarop het verlaagde tarief van toepassing is.
Rechtsvraag
In geschil is of de exploitant toch wel het verlaagde btw tarief had mogen toepassen op het parkeren.
Beoordeling
Het hof gaat in zijn oordeel in op eerder gewezen rechtspraak waarin de Hoge Raad heeft beslist dat het gebruik maken van parkeergelegenheid voor een auto op de plaats van bestemming een doel op zich vormt en dat dit niet anders wordt indien het parkeerterrein uitsluitend voor parkbezoekers is bestemd. De Hoge Raad heeft dan ook beslist dat geen sprake is van een samengestelde prestatie en dat voor het geven van parkeergelegenheid 21% btw verschuldigd is.
Het hof oordeelt echter dat in het onderhavige geval, anders dan in de arrest van de Hoge Raad, de mogelijkheid tot parkeren geen afzonderlijk belang heeft ten opzichte van de hoofdprestatie. Het bieden van parkeergelegenheid tegen betaling is in dit geval een bijkomende prestatie die opgaat in de hoofdprestatie. Op deze samengestelde prestatie is het verlaagde tarief van 6% (nu: 9%), van toepassing.
Belang
Het is opvallend dat Hof Den Bosch in deze zaak, in tegenstelling tot de Hoge Raad en andere gerechtshoven, oordeelt dat sprake is van een samengestelde prestatie die onderworpen is aan het verlaagde btw-tarief. Deze uitspraak lijkt met name ingegeven door het feit dat parkeren in de directe omgeving niet was toegestaan en dat de dichtstbijzijnde parkeerplaats op twee kilometer afstand lag. Hierdoor heeft een bezoeker niet de keuze tussen parkeren buiten de hekken of op het terrein. Indien u parkeergelegenheid aanbiedt onder vergelijkbare omstandigheden, is het verstandig om tijdig bezwaar aan te tekenen.